Staat het antwoord op jouw vraag er nog niet tussen? Mail ons dan naar kleurenschat@uu.nl
Hoe is KleurenSchat anders dan andere woordenschat-testen en -instrumenten?
Vrijwel alle woordenschat-instrumenten zijn gebaseerd op het concept dat het kind het juiste plaatje uit een selectie moet aanwijzen. KleurenSchat is gebaseerd op een andere methode: Coloring Book. Hierin moeten kinderen het gewenste item inkleuren in een kleurplaat, in plaats van aanwijzen in een rijtje losse voorwerpen. Dit is natuurlijker en minder verwarrend voor kinderen: de items worden gepresenteerd in hun natuurlijke context en niet als losse objecten. Daarnaast voelt het meer als een spelletje dan als een test, waardoor het leuker is om te doen. Daarnaast is het bij KleurenSchat ook veel moeilijker om te gokken, waardoor de resultaten een realistischer beeld geven.
Waarom zijn er 39 testitems in elke versie?
Samen met de oefenitems zijn er in elke versie 45 opgaven. Volgens onze pilot-onderzoeken was dit de optimale lengte om zo veel mogelijk items te testen binnen de concentratieboog van het kind.
Hoeveel tijd kost een spelletje met KleurenSchat per kind?
Ongeveer 10 minuten.
Ik heb gelezen dat kleuters niet meer getest mogen worden. Hoe zit het eigenlijk met dit instrument?
Dit instrument is geen test, maar een observatiemiddel. De data die in het rapport worden aangeboden geven een indicatie van de taalontwikkeling van de hele klas t.o.v. vorige metingen. Ook de individuele resultaten worden alleen met de vorige afnames van hetzelfde kind vergeleken, niet met de prestaties van andere kinderen.
Hoe zijn de woorden gekozen, en hoe is het moeilijkheidsniveau bepaald?
De woordkeuze en het moeilijkheidsniveau zijn gebaseerd op de BAK- en WAK-advieslijsten en op de verwervingsleeftijd-inschattingenlijst van Brysbaert et al. (2014). Later worden de moeilijkheidsniveau-waarden aangepast n.a.v. de werkelijke prestaties van kinderen in KleurenSchat.
Waarom worden er in Kleurenschat ook laagfrequente woorden als ‘bakkebaard’ en ‘fauteuil’ gebruikt? Is het belangrijk dat kinderen deze woorden weten?
Een goed observatie-instrument moet een brede variatie aan moeilijkheidswaarden bevatten. Er moeten (heel) makkelijke woorden in zitten, zodat ook kinderen met een kleine woordenschat kunnen laten zien wat ze wél kunnen, maar ook moeilijke en zeldzame woorden, zodat kinderen met een grote woordenschat uitgedaagd kunnen worden. Het feit dat een bepaald woord in KleurenSchat voorkomt, betekent niet per se dat elk kind dit woord ‘hoort te weten’; de brede variatie maakt het simpelweg mogelijk een goede indicatie te krijgen van de grenzen van de woordenschat.
Waarom worden werkwoorden met een ‘aan het’- constructie gepresenteerd (‘het blauwe poppetje is aan het rennen’) en niet met een simpelere zin met een vervoegd werkwoord (‘Het blauwe poppetje rent’)?
Hoewel ‘het kind rent’ een simpelere zin lijkt te zijn dan ‘het kind is aan het rennen’ is dat eigenlijk niet zo. In het Nederlands beginnen kinderen met hele werkwoord (‘rennen’) terwijl het vervoegde werkwoord (‘rent’) past op latere leeftijd wordt geleerd. Onderzoek laat zien dat ‘aan het’-constructies daarom simpeler zijn en beter gebruikt kunnen worden met jonge kinderen.
Is er ook een lijst met woorden waarmee we kunnen oefenen?
Als kinderen met de specifieke woorden van KleurenSchat oefenen, kunnen we daarna niet meer zien hoe hun woordenschat in het algemeen zich heeft ontwikkeld en werkt de test niet meer. Daarom komt KleurenSchat zonder specifiek oefenmateriaal uit. Als indicatie voor bepaalde thema’s of woordcategorieën waarmee geoefend kan worden, suggereren wij algemene advieslijsten, zoals de BAK en de WAK.
Hoe wordt bepaald welk item in welke tekening wordt gepresenteerd?
Elke kleurplaat draait zo veel mogelijk rond één thema waarin bijbehorende items gepresenteerd worden. De testitems worden dus altijd in een natuurlijke context gepresenteerd. Sommige woorden komen twee keer voor in twee verschillende thema’s (bijvoorbeeld ‘emmer’ komt voor in de thema’s ‘Tuin’ en ‘Strand’). Zo kan getest worden of een woord beter herkend wordt in een bepaalde context.
Hoe kunnen we zeker weten dat de kinderen de namen van kleuren al kennen?
Onze pilot-onderzoeken hebben laten zien dat Nederlandstalige kleuters de namen van de gebruikte kleuren al goed beheersen. Bovendien, als een kind de verkeerde kleur gebruikt, maar het juiste object kiest, telt KleurenSchat dit als een correct antwoord – het gaat hier om het object en niet om de kleur. Toch helpt KleurenSchat de kinderen met het kiezen van de juiste kleur – de randkleur van elke tekening geeft aan welke kleur gebruikt moet worden, en de gewenste kleur is voor het kind al geselecteerd.
Wat als het kind kleurenblind is?
Dit zou geen probleem moeten zijn (zie vorige vraag), maar voor de zekerheid wordt dit altijd in het profiel van het kind genoteerd. Wanneer het kind kleurenblind is, wordt geadviseerd om het instrument onder de begeleiding van een leerkracht te gebruiken.
Waarom mag het kind niet zelf de kleur kiezen voor elk object?
Het zou inderdaad een optie zijn om zinnen te gebruiken als “kleur de tafel”, of “nu mag je de tafel kleuren”, i.p.v. “de tafel is groen”. Na veel overleg en verschillende pilot-onderzoeken is besloten om neutrale zinnen met een tegenwoordige tijd-constructie en een specifieke kleur (“de tafel is groen”) te gebruiken. De hoofdargumenten zijn als volgt:
- Eén van de sterke punten van KleurenSchat is dat het als een spel voelt voor kinderen en niet als een test. Het voelt daarom natuurlijker om een zin te horen die een situatie beschrijft, in plaats van een zin die een instructie geeft die gevolgd moet worden.
- Het wordt repetitief en saai als het kind steeds hoort ‘kleur de tafel’, ‘kleur de stoel’, ‘kleur het plafond’, of ‘nu mag je dit kleuren’, ‘nu mag je dat kleuren’, enzovoorts. Door een specifieke kleur te noemen, is meer variatie mogelijk.
- Wanneer kinderen vrije keuze krijgen, kunnen ze lang twijfelen over welke kleur te gebruiken, hun keuze vaak veranderen, en soms ook blijven voelen dat ze misschien toch niet de ‘juiste’ kleur hebben gekozen. Dit ongemak willen wij beperken.
- Zinnen als “kleur het poppetje dat aan het drinken is” (ook wel ‘relatieve zinnen’ genoemd) zijn voor jonge kinderen moeilijker te begrijpen dan simpele hoofdzinnen als “het blauwe poppetje is aan het drinken”.
Waarom worden niet altijd natuurlijke kleuren gebruikt (water – blauw, wolken – wit, giraffe – geel, etc.)?
Allereerst lieten pilot-onderzoeken zien dat kinderen dat niet belangrijk vinden. Ze vinden het juist leuker dat het net als bij een echte kleurplaat ook anders mag. Ten tweede is het belangrijk dat de kinderen begrijpen dat elk object elke kleur mag hebben – anders kunnen ze items zoeken waarvan ze denken dat ze bij de gevraagde kleur passen. Items met een onrealistische kleur geven juist aan dat het maar een kleurplaatspelletje is.
Wat gebeurt er als het kind het correcte item inkleurt, maar wel met de verkeerde kleur?
Het programma registreert dat een foute kleur is gebruikt, maar voor de observatie is de kleur op zich niet relevant. Het gaat om het herkennen van de betekenis van het woord, dus om het item dat het kind inkleurt. Dit wordt dus gerekend als een correct antwoord.
Hoe vaak observeer ik de ontwikkeling van de receptieve woordenschat van ieder kind?
Vier keer per jaar is voldoende. Het gemak van het instrument stelt je echter in staat om het zo vaak te doen als je wilt. Het kind krijgt telkens een andere set woorden en kleurplaten (uit een maximum van zeven) te zien, dus het wordt ook niet saai.
Hoe noteer ik de keuzes van het kind?
De applicatie is zo gemaakt dat alle keuzes digitaal geregistreerd worden. Na afloop van de test kun je als leerkracht een gedetailleerd rapport downloaden, niet alleen met de resultaten van de laatst afgenomen test, maar ook met een analyse van de ontwikkeling van de woordenschat vanaf de eerste meting.
Wat moet ik doen als het kind begint te aarzelen?
Vraag eerst of hij/zij het nog een keer wilt horen (en zo ja, druk op de audioknop). Als het kind wél goed heeft gehoord, vraag dan of hij/zij het woord misschien niet kent en verzeker hem/haar meteen dat het helemaal geen probleem is, omdat we veel meer kleurplaten hebben om mee te spelen. Het spreekt voor zich dat je het kind niet mag voorzeggen en ook niet naar het juiste object in de kleurplaat mag wijzen.
Wat gebeurt er als het kind een plaatje overslaat, omdat hij/zij dat woord niet kent?
Het programma registreert dit antwoord automatisch als ‘fout’.
Wat gebeurt er als het kind een plaatje overslaat, omdat hij/zij (of de onderzoeker zelf) te snel op de ‘ga door’-knop heeft gedrukt?
Je kunt meteen op de terug-knop drukken om probleemloos terug te gaan naar de vorige zin. Per kleurplaat mag je maximaal één stap teruggaan.
Recent Comments